Vakblad voor sociaal professionals
en het sociaal domein

Databank effectieve interventies sociale sector van start

Op 3 juni is de Databank Effectieve Interventies voor de sociale sector gelanceerd.

Dat gebeurde in Amsterdam tijdens een conferentie over methodisch werken in de sociale sector.De bijeenkomst(*) werd georganiseerd door MOVISIE, de Mogroep en Verdiwel.

Wiel niet opnieuw uitvinden
In de databank, zo is de bedoeling, worden methoden en zo mogelijk effectief bewezen methoden vastgelegd. Daarmee moet worden voorkomen dat her en der in de sociale sector ‘telkens opnieuw het wiel wordt uitgevonden’, aldus projectleider Astrid van der Kooij van MOVISIE bij de presentatie. ‘De databank moet leiden tot een kwaliteitsimpuls voor de sector en tot noodzakelijke professionalisering.’ Methoden zijn niet zaligmakend, nuanceerde ze. Ook de rol van de sociale professional is van evident belang, aldus van der Kooij. 

Onderbouwing
Marijke Steenbergen, bestuurder van MOVISIE, benadrukte dat de databank aansluit bij de wens van de overheid en werkgevers tot een betere onderbouwing van methoden in de sociale sector.
 
Jeugdzorg
Bij de totstandkoming van de databank is voortgeborduurd op de kennis en ervaring van het NJi (Nederlands Jeugdinstituut), dat een paar jaar geleden de Databank Effectieve Interventies voor de jeugdzorg lanceerde. Een verschil met die databank, zo antwoordde Van der Kooij op de vraag wat is geleerd van de ervaringen van het NJi is ‘dat we minder streng in de leer zijn’. ‘Dat betekent dat we methoden eerder die nog niet bewezen effectief zijn in de databank in de databank onderbrengen.’
 
Wetenschappelijk onderzoek
Overigens leidde de vraag over de noodzaak om vooral effectief bewezen methoden in de databank onder te brengen tot enige discussie. Een VWS-vertegenwoordiger in de zaal benadrukte het belang van bewezen effectiviteit. Dat leidde weer tot repliek vanuit de zaal dat gedegen wetenschappelijk onderzoek dat die effectiviteit moet toetsen, minstens een paar jaar vergt en dat daarvoor vaak de noodzakelijke financiering ontbreekt. De vraag hoe dat moet in de komende jaren van bezuinigingen bleef – ook van de zijde van VWS – onbeantwoord.
 
Drie criteria
De methoden in de databank moeten voldoen aan drie criteria: het doel van de methode is beschreven; de methode is beschreven in een handboek; de methode is de afgelopen jaar toegepast op minstens twee verschillende plaatsen. Momenteel bevat de databank twintig methoden. Eén daarvan is geselecteerd om te worden onderzocht op bewezen effectiviteit (EVC-procedure voor vrijwilligerscompetenties).
MOVISIE nodigt professionals en instellingen nadrukkelijk uit methoden aan te melden wanneer deze zijn waarde hebben bewezen en ook voor andere organisaties van belang kunnen zijn.
 
Dilemma’s
Nico van Oosten (MOVISIE) en Kristine Evertz (Blijf Groep Amsterdam) brachten in hun workshop over de methode Begeleide Terugkeer (BT) een aantal praktische en ethische dilemma’s voor beoogd onderzoek naar effectiviteit van interventies voor het voetlicht. Bij BT wordt kortdurende hulpverlening geboden aan slachtoffers van huiselijk geweld die, na verbreking van de relatie en vertrek uit de woning of na verblijf in een opvangvoorziening, teruggaan naar hun partner. Een van de criteria uit de databank (zie boven) is dat een methode op minstens twee plaatsen moet zijn toegepast. Evertz: ‘Je ziet dat die uitvoering van de methode op heel verschillende manieren gebeurt. De vraag is dan: moet je al die organisaties opnieuw gaan trainen in het op dezelfde manier uitvoeren van de methodiek?’ Ook het onvoldoende registreren van resultaat door hulpverleningsinstellingen (‘gaat het na een jaar nog steeds goed tussen de partners’) staat een gedegen onderzoek naar effectiviteit mogelijk in de weg. Bij effectmeting die voldoet aan methodologische regels, kunnen bij BT bovendien ook met ethische dilemma’s aan de orde zijn, schetste Van Boven. ‘Hoe meet je dat een groep die hulpverlening krijgt met BT het beter of slechter doet? Het is niet verantwoord om een andere groep slachtoffers hulp te onthouden puur en alleen om te weten te komen of de methode werkt.’
 
Werkwijze
De methoden in de Databank Effectieve Interventies zijn beschreven volgens een vaste opbouw in een zogenaamd ‘werkblad’. Dit werkblad bestaat uit vier delen.

Deel 1
Het eerste deel geeft informatie over de methode zelf. Het beantwoordt vragen zoals: voor welk doel en voor welke doelgroep is de methode geschikt? Wat is precies de aanpak en wat vraagt dat van mijn organisatie? Aan welke randvoorwaarden moet worden voldaan om ermee aan de slag te kunnen? Welke professionele vaardigheden zijn er nodig? Zijn daar trainingen voor? Welke materialen zijn beschikbaar om de methode toe te passen en waar kan ik die vinden?
 
Deel 2
Het tweede deel bevat de onderbouwing van de methode. Is deze ontstaan vanuit de praktijk of vanuit theoretische inzichten? Is er bij de ontwikkeling gebruik gemaakt van bestaande kennis? Hoe wordt die kennis ingezet?
 
Deel 3
Deel drie beschrijft de praktijkervaringen van professionals en cliënten. Is de methode in de praktijk goed toepasbaar? Wat zijn de voor- en nadelen? Is men tevreden over de behaalde resultaten?
 
Deel 4
In deel vier wordt beschreven of wetenschappelijk effectonderzoek is gedaan en wat de resultaten daarvan zijn. Zijn er positieve effecten gemeten? Welke precies? Zijn er ook negatieve effecten bekend?
 
(*) Regionale bijeenkomsten
Her en der in het land − Haren (Gr.), Venray, Hengelo en Utrecht − vonden tegelijkertijd bijeenkomsten plaats. De officiële ingebruikname van de Databank door Marijke Steenbergen van MOVISIE is bovendien via video in de andere plaatsen gevolgd.
 
Beter in meedoen
Het project ‘Effectieve interventies in de sociale sector’ maakt deel uit van het programma Beter in Meedoen en wordt uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van VWS.  
 
Klik hier om naar de Databank Effectieve Interventies te gaan.


Naar homepage


Olaf Stomp,