Dat er nu pas onderzoek is gedaan naar huiselijk geweld tegen ouders komt volgens Annemiek Goes doordat er weinig geregistreerd wordt wanneer er precies sprake van is. Goes is onderzoeker bij Movisie en bestudeert samen met onderzoeker Remy Vink van TNO de aard en omvang van huiselijk geweld tegen ouders. De beladenheid van het taboe en schaamte spelen ook een grote rol. ‘Ouders trekken vaak pas aan de bel als hun eigen veiligheid in het geding komt.’ De mishandeling speelt dan vaak al langer dan een jaar.
Momenteel is door die gebrekkige registratie niet te bepalen wat de werkelijke grootte is van het geweld. Maar vermoedelijk is dit het topje van de ijsberg. Per jaar komen bij Steunpunt Huiselijk Geweld minstens tweeduizend meldingen van dergelijk geweld binnen. Bij de politie is ongeveer 10 procent van de meldingen van huiselijk geweld het kind de dader. Om een beter zicht te krijgen op de omvang van de problematiek stelt Goes voor dat er bij het aankomende bevolkingsonderzoek gevraagd wordt naar deze vorm van geweld. Zo kan de aard en omvang van het huiselijk geweld gemeten worden.
Taboe
‘Hulpverleners zouden meer door moeten vragen en daarbij signalen wegen en bepalen,’ vindt Goes. Uit het onderzoek komt naar voren dat deze ouders zich onvoldoende gehoord voelen door hulpverlening. Dat komt doordat hulpverleners jeugdigen in relatie tot huiselijk geweld meer zien als slachtoffers dan als daders. Daardoor signaleren ze het vaak niet en blijft juist handelen in zulke situaties achter. Daardoor komt de mishandeling vaak pas laat aan het licht. ‘Ouders voelen een enorme schaamte om te zeggen dat ze mishandeld worden door hun kind.’ Als er dan aangifte wordt gedaan bij de politie speelt het probleem meestal al veel langer. Het taboe rond oudermishandeling is groot, daarom hoopt Goes met het onderzoek het oudergeweld onder de aandacht te brengen.
Alert
Ouders weten niet waar ze naar toe moeten of waar ze informatie vandaan kunnen halen blijkt uit het onderzoek. De hulpverlener is de cruciale schakel in de aanpak van dit probleem, alleen zal die daarvoor meer toegerust moeten worden vindt Goes. Op dit moment zijn hulpverleners nog onvoldoende alert op het jeugdige geweld. In twee derde van de gevallen waarin plegers van huiselijk geweld gemeld worden is al enige vorm van hulpverlening aanwezig. Bijvoorbeeld hulp bij schulden. In die gevallen kan de hulpverlener het geweld signaleren en dat melden binnen de eigen organisatie of bij Stichting Huiselijk Geweld. ‘Als de hulpverlener zelf niet de juiste tools heeft kan een andere professional ingeschakeld worden.’ Voor slachtoffers en jongeren zou een systeemgerichte aanpak het beste werken, volgens Goes. ‘Ouders zijn vaak bereid om mee te werken maar de jongeren staan daar een stuk minder voor open.’ Daarin kan de hulpverlener motiverende gespreksvoering toepassen.
Daders
De plegers van het geweld zijn volgens het onderzoek vooral jongens vanaf veertien jaar. De mishandeling is daarbij vooral gericht op alleenstaande moeders. Daarnaast blijkt dat bij vrijwel alle jongeren meerdere problemen spelen. Naast geweldsproblematiek spelen onder andere psychiatrische problemen, verslaving, schulden of verstandelijke beperking een rol. In sommige gevallen is het geweld dan een symptoom van andere onderliggende problematiek. De aard van het geweld is zowel lichamelijk, psychisch als financieel en neemt toe als de jongere ouder wordt. De ouders zijn vaak gescheiden en maken melding van onder meer ernstige lichamelijke mishandeling, brandstichting, manipuleren, schelden en dreigen met geweld. Het onderzoek spreekt over zeer ernstige meldingen en ouders die bang zijn voor hun kind.
Klik hier om het rapport in te zien.
Simone van Iperen