Ouderlijke partnerdoding heeft grote impact op kinderen. Vaak verliezen ze in één keer hun beide ouders, hun vertrouwde woonplek en directe sociale omgeving. In de meeste gevallen is het slachtoffer de moeder. Het komt vaak voor dat een kind getuige is. Direct na een partnerdoding rijzen er verschillende vragen: Waar moeten ze wonen? Wat is belangrijk qua opvang en hulpverlening? En moeten ze wel of geen contact met de dader-ouder hebben?
‘Na zo’n ontwrichtende gebeurtenis zijn geen standaard, pasklare antwoorden te geven’, zegt dr. Eva Alisic, psycholoog en onderzoeker bij het Psychotraumacentrum UMC Utrecht. Alisic, ook projectleider van het onderzoek, geeft aan dat het juist belangrijk is om zorgvuldig naar de situatie van elk individueel kind te kijken. ‘Zo hebben we veel kinderen gezien die hun draai hadden gevonden bij de familie van het slachtoffer, maar ook kinderen die goed opgevangen werden door familieleden van de dader of een warm thuis hadden bij een pleeggezin zonder familieband.’
257 kinderen
Het onderzoeksteam heeft alle partnerdodingen van 2003 tot 2012 waarbij kinderen betrokken waren, geïnventariseerd. In totaal ging dat om 257 kinderen. Via dossieronderzoek en interviews met een kleinere groep jonge nabestaanden en hun verzorgers is vervolgens in detail onderzocht hoe het de betrokkenen was vergaan sinds de doding.
Helft nog steeds stressklachten
Bij 82% van de kinderen over wie dossiers beschikbaar waren, werden op enig moment stressklachten gesignaleerd. Het ging dan naast het verdriet om de overleden ouder
bijvoorbeeld om angsten, slaapproblemen, teruggetrokken gedrag, woede, ‘shock’, lichamelijke onrust, en eetproblemen. De kinderen die, vaak jaren later, meededen aan de interviews functioneerden redelijk goed in het dagelijks leven. Toch had ruim de helft nog steeds stressklachten. Een verzorger vertelde bijvoorbeeld dat een kind jarenlang elke nacht wakker werd. Met traumagerichte therapie werden haar klachten gelukkig verholpen.
Contact dader
Wat betreft de woonsituatie en het contact met de dader concludeerden de onderzoekers dat het veel meer om de voorwaarden gaat dan om de vorm. Zo zijn het beperken van conflicten tussen betrokken families en het ondersteunen van nieuwe verzorgers belangrijke factoren, en moeten kinderen hun eigen beeld kunnen vormen van de dader-ouder. Arend Groot, maatschappelijk werker en mede-onderzoeker: ‘Kinderen mogen in geen geval gedwongen worden tot wel óf geen contact met de dader in de gevangenis. De kinderen zijn door de gebeurtenis al alle controle over hun leven kwijt. Het is dan extra belangrijk om hen wel een stem te geven in de beslissingen die daarna genomen worden.’
Informatie over onderzoekspartners
Het onderzoek is een samenwerking tussen het UMC Utrecht en Monash University in Australië, en is uitgevoerd in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoeks en Documentatie Centrum van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.
Bron: Universitair Medisch Centrum Utrecht
Gerelateerde artikelen: