In augustus 2012 vroeg de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO) van de Stadsregio Amsterdam aan Stams om de kwaliteit en onafhankelijkheid van ons onderzoek te toetsen. Dit gebeurde nadat partijen in de Jeugdzorg twijfels hadden geuit over de resultaten; deze zouden geen basis vormen voor het besluit om de inzet van middelen in de Jeugdzorg aan te passen.
Oordeel gebaseerd op verkeerde veronderstellingen
In zijn advies stelt Stams vraagtekens bij onze wetenschappelijke onafhankelijkheid. Die kritiek is onacceptabel, omdat elke onderbouwing ervoor ontbreekt. In zijn advies biedt Stams bovendien geen enkele inzage in zijn werkwijze en in de door hem geraadpleegde primaire en secundaire bronnen. Van iemand die de integriteit van anderen onderzoekt en de kwaliteit van hun werk beoordeelt, mag worden verwacht dat hij zijn eigen positie en werkwijze helder uiteenzet. Dat Stams dit niet deed, is een kwalijke zaak.
Zijn oordeel over het onderzoek zelf baseert Stams op veronderstellingen die volstrekt niet overeenkomen met de opdracht en de context van het onderzoek. De Stadsregio Amsterdam heeft ons namelijk niet gevraagd om een effectonderzoek te doen maar om een beeld te schetsen van de mogelijke gevolgen van de inzet van de EK-c. Welke activiteiten kan het netwerk rondom gezinnen verzorgen en welke kostenbesparingen levert die verschuiving naar minder inzet van professionals mogelijkerwijs op? Dat is een descriptieve vraag naar uitkomsten (output) en geen vraag naar effecten (outcome). Dat klopt ook met het wezen van de EK-c; het is geen professionele interventie of methodiek maar een besluitvormingsmodel.
Onderzoek in het kort
Wie geïnteresseerd is in de resultaten van ons onderzoek, verwijzen we graag naar het rapport zelf. Samengevat hebben we, met behulp van de overzichten van 100 EK-c's en normbedragen, een kwantitatieve schatting gemaakt van de besparingen die de inzet van EK-c's oplevert. Zoals hoeveel ondertoezichtstellingen en/of uithuisplaatsingen er door EK-c’s worden voorkómen of beëindigd. Ook hebben we de kosten berekend van de extra voorzieningen waar familie en netwerk om vroegen (voor opvang, begeleiding, behandeling, ondersteuning, thuishulp en training). Ten slotte hebben we gekeken we naar de feitelijke afname van zorg gedurende het eerste jaar na de inzet van EK-c’s, gebruik makend van de databestanden van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam.
De uitkomsten van de berekeningen laten voor de 100 onderzochte conferenties een geschatte besparing zien van ongeveer 3 miljoen euro. Na aftrek van de werkelijke uitgaven in het eerste jaar na de conferentie (900 duizend euro) en de kosten van de conferenties (400 duizend euro) bleef er een netto besparing van ongeveer 1,7 miljoen euro over. Per conferentie dus een bedrag van 17 duizend euro, en dat is in lijn met de 40 duizend euro besparing die de Universiteit Delft eerder heeft gevonden bij de inzet van Eigen Kracht-conferenties bij multiprobleem-gezinnen.
Onjuiste en bizarre conclusie van Stams
De in het rapport genoemde bedragen zijn, niet meer en niet minder, goed gefundeerde schattingen. In de berekeningen zijn allerlei aannamen gedaan, zoals we in ons rapport ook uitgebreid hebben beschreven. De conclusie van Stams dat in ons rapport zou worden ‘gesuggereerd dat een wijdverspreide toepassing van de Eigen Kracht-conferentie enorme bezuinigingen zou kunnen opleveren’ is even onjuist als bizar. Wij concluderen in ons rapport dat de bestudeerde EK-c’s hebben geleid tot een relevante besparing. En die conclusie is, gelet op de onderzoeksresultaten, zeer evenwichtig en alleszins gewettigd.
Dr. Martin Schuurman en drs. Catharina Mulder