Staatssecretaris Veldhuijzen van Santen (VWS) deed als spreker eerder op de dag een appèl op onderzoekers, beleidsmakers en praktijkwerkers in de jeugdzorg. Werk vooral samen te werken. Paul Schnabel ging op zijn beurt in op de vraag waarom de relatie tussen beleid, praktijk en onderzoek in de jeugdzorg zo’n moeizame relatie is.
Volgens Schnabel, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en universiteitshoogleraar aan de Universiteit Utrecht, spelen daarbij drie problemen parten.
Verschillende mensen
Allereerst hebben ze weinig met elkaar te maken. ‘Het zijn steeds meer verschillende mensen. De tijd dat in iemand vanuit de praktijk naar het onderzoek ging of naar beleid, ligt voor een groot deel achter ons. Je kiest voor hulpverlening, je kiest voor onderzoek, je kiest voor beleid. Je treft elkaar minder en je begrijpt elkaar niet.’ Daar komt bij dat elke lijn in de jeugdzorg een andere financiering kent, of anders georganiseerd is. ‘Het zijn grote verschillen met vaak dezelfde kinderen.’
Tijd
Een tweede knelpunt is dat zo verschillend is dat de dynamieken in tijd zo verschillend zijn, aldus Schnabel. ‘Zorg is tijd. En daarom is zorg zo duur. Onderzoek kost veel tijd en beleid kent geen tijd.’ Schnabel lichtte dat laatste toe: ‘soms staat er in een wet dat er over een jaar een evaluatie van de wet moet zijn, maar onderzoekers vinden dat daar meer tijd voor nodig is. Maar een politicus heeft niet zo veel tijd.’ Voor werkers geldt de dynamiek van de wachtkamer, waar de cliënten zitten. ‘En de wachtkamer gaat altijd voor. Directe hulpverlening, daar gaat het om.’
Weerbarstig
De derde moeilijkheid die samenwerking tussen onderzoek, praktijk en beleid in de weg staat is dat de jeugd en de jeugdzorg steeds verandert, aldus Schnabel. De jeugdzorg is shooting at a moving target’. Kinderen en jongeren veranderen snel in een korte tijd. Maar ook de jeugdzorg zelf verandert (moving while shooting at the target), doordat werkers van positie veranderen, hetgeen de samenwerking met onderzoekers en beleidsmakers kan bemoeilijken. De problematiek is weerbarstig, de klanten zijn weerbarstig, men wil helemaal geen hulp, het kind is weer (the target shoots back) . Daar kunnen systemen niet goed tegen. Daar is beleid niet op ingesteld, de politiek ook niet en waar onderzoekers ook niet zo van houden.’
Sociale werkelijkheid
Een vierde probleem dat een innige samenwerking tussen beleid, praktijk en onderzoek binnen de hulpverlening in de weg staat volgens Schnabel: ‘Wat in de ene situatie werkt, hoeft in de andere situatie niet te werken. Hoe goed het ook is onderzocht, of uitgewerkt is. We kennen eigenlijk geen Randomised Control Trials niet. Die bestaan niet in de sociale werkelijkheid.’
Protocollen
Ondanks de moeilijkheden en barrières die Schnabel uitvoerig schetste rond de samenwerking tussen beleid, onderzoek en praktijk – pessimistisch van toon was hij niet. ‘Je kunt beleidsmatig leren van de praktijk. Je kunt beleidsmatig de randvoorwaarden creëren voor de praktijk.’ ‘Probeer systematiek te brengen in de hulpverlening’, hield hij de zaal voor. ‘Protocollen, je kunt er heel veel kritiek op hebben en het is ook niet allemaal evidence based… maar het helpt wel om hulpverlening controleerbaar en verantwoordbaar te maken. Comply or explain. Volg de regels en als je dat niet doet dat moet je dat kunnen verantwoorden. En dat vraagt samenwerking tussen beleid, praktijk en onderzoek.’
Zie ook: lezing Michael Lambert
Zie ook: lezing staatssecretaris