Theunissen stelde vast welke vragenlijsten de opsporing van psychosociale problemen kunnen verbeteren bij kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar. 'Implementatie van de vragenlijsten betekent dat de JGZ goede instrumenten krijgt om te onderscheiden bij welke kinderen op die leeftijd psychosociale problemen bestaan. Nu herkennen de medewerkers maar de helft van de kinderen met problemen. De vragenlijsten kunnen de vroegopsporing echt verbeteren, aldus Theunissen
Opsporen probleemgedrag
De vragenlijsten worden door de ouders/verzorgers ingevuld en zijn gericht op het opsporen van probleemgedrag bij jonge kinderen, zoals moeilijk contact kunnen maken, hyperactiviteit, angst, agressiviteit, moeilijke omgang met leeftijdsgenoten, en teruggetrokken gedrag.
Vroegopsporing
Jeugdartsen en verpleegkundigen van de JGZ zien bijna alle kinderen van 0-4 jaar op consultatiebureaus. Door hun regelmatige contacten met ouders en kinderen zijn zij heel belangrijk voor de vroegopsporing van psychosociale problemen bij kinderen. Die vroegopsporing bij jonge kinderen kan nog steeds beter. Een aantal eerdere pogingen om landelijk tot een betere opsporing te komen had onvoldoende succes, stelde Theunissen vast.
Validiteit van de vragenlijsten
In haar onderzoek vergeleek Theunissen verschillende vragenlijsten met elkaar. 'Een vragenlijst moet goed onderscheid kunnen maken tussen gewoon en afwijkend gedrag', vertelt Theunissen. Ze gebruikte gegevens van een groot aantal consultatiebureaus in Nederland. Daarmee stelde ze vast welke vragenlijsten psychosociale problemen goed kunnen meten en ging ze na in hoeverre het gebruik van deze vragenlijsten de opsporing bij 0-4 jarigen door de JGZ kan verbeteren.
Implementatie
Theunissen adviseert op basis van haar resultaten de vragenlijsten die het best uit haar onderzoek komen landelijk in de JGZ te implementeren. Daarmee kunnen kinderen van 2-4 goed worden onderzocht. Theunissen concludeert dat de JGZ bij de signalering niet alleen kan vertrouwen op het klinisch oordeel van de jeugdarts of verpleegkundige, maar daarvoor goede, gevalideerde vragenlijsten moet gebruiken. Tegelijkertijd stelt ze ook vast dat voor kinderen van 6 en 14 maanden geen van de onderzochte vragenlijsten de opsporing verbeterde.
Bron: Rijksuniversiteit Groningen